Vrijheid

Vrijheid

Elk mens is geboren om vrij te zijn en vrijheid is ons geboorterecht. Zo staat het in de eerste artikelen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, opgesteld in 1948. Maar wat betekent vrijheid precies?

Een goed beginpunt is het onderscheid dat gemaakt wordt tussen positieve en negatieve vrijheid. Negatieve vrijheid is kort te omschrijven als ‘vrijheid van iets of iemand’, dus vrijheid van bemoeienis of invloed van buitenaf. Positieve vrijheid is het in staat zijn om je eigen mogelijkheden en vrije wil tot uitdrukking te laten komen en vrij te zijn van interne beperkingen. Beide vormen van vrijheid zijn nodig in elke vrije en beschaafde samenleving. 

Vrijheid en verantwoordelijkheid

Met vrijheid komt eigenlijk al meteen verantwoordelijkheid om de hoek kijken. Vooral de definitie van positieve vrijheid impliceert dat als je in staat bent om je eigen vrije wil en mogelijkheden tot uitdrukking te laten komen, dat met verantwoordelijkheid gepaard gaat. Met andere woorden, om verantwoordelijkheid voor je eigen leven te nemen. 

Daarnaast is een mens ten diepste een sociaal wezen. Wij zijn gebouwd om met andere mensen samen te leven. Vrijheid kan dus nooit tot een soort hyperindividualisme leiden waarin iemand doet wat hem goed lijkt, ongeacht de consequenties voor anderen.  De zogenaamde ‘Gouden Leefregel’ of ‘Golden Rule’ komt in alle culturen van de wereld voor en luidt: behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden. 

De verantwoordelijkheid die met vrijheid gepaard gaat kent dus twee aspecten: ten opzichte van jezelf, door de verantwoordelijkheid voor het leiden van het eigen leven in vrijheid te nemen, en ten aanzien van je medemens, door je verantwoordelijk te gedragen en andere mensen geen schade te berokkenen. 

Een beetje geschiedenis

Het is goed om ook even naar de geschiedenis van vrijheid te kijken, zowel naar de etymologie van het woord als naar de geschiedenis van het begrip en hoe vrij of onvrij mensen in het verleden waren. 

Etymologisch hangen de woorden ‘vrij’, ‘vrijen’, ‘vriend’ en ‘vrede’ met elkaar samen. Het grondwoord is ‘vrij’, waarvan de andere woorden afleidingen zijn. Het woord ‘vrij’ betekent oorspronkelijk zoveel als ‘eigen, geliefd’, en werd gebruikt om familie en vrije stamgenoten aan te duiden. Deze mensen waren dus vrij. ‘Vrijen’ betekende oorspronkelijk ‘elkaar liefhebben’ (zonder de sexuele connotatie), en ‘vriend’ was iemand die je liefhad, en dat kon ook je familielid zijn. In sommige oudere Germaanse talen betekent ‘vriend’ expliciet ‘verwant, familielid’. Het woord ‘vrede’ ten slotte betekende oorspronkelijk ‘vredelievendheid, rust, vreugde, welzijn’. 

Als we kijken ten eerste naar de geschiedenis van vrijheid als fenomeen, dan zien we dat vooral in primitieve samenlevingen de meeste mensen vrij waren. Hoe ingewikkelder de samenlevingsvorm, hoe sneller er onvrijheid ontstond, hetzij door oorlogsvoering en geweld, als gevangenen tot slaaf werden gemaakt, hetzij door schuldslavernij, als iemand zodanig in de schulden was geraakt dat hij geen andere keuze had dan zichzelf en/of zijn familie te verkopen. Het eerste opgetekende woord voor vrijheid, namelijk in de Sumerische teksten, is amargi en betekent letterlijk ‘teruggaan naar de moeder’: dat is immers wat een schuldslaaf mocht als hij vrijgelaten was. 

In vroeger tijden, bijvoorbeeld in de Europese middeleeuwen, waren standen bovendien erfelijk: iemand die als kind van een slaaf geboren was, was zelf ook slaaf. Hetzelfde gold voor de stand van de horigen of lijfeigenen, die op het landgoed van een heer moesten werken en wonen. Het oude gezegde ‘Stadslucht maakt vrij’ was een tijdlang erg actueel. Als het iemand namelijk lukte om naar een stad te vluchten en daar een jaar en een dag te verblijven, was hij volgens het gewoonterecht vrij. 

Friese Vrijheid en Vrije Friezen

De Friezen namen in de middeleeuwen in dat opzicht een uitzonderingspositie in. Zij waren namelijk in staat geweest om het gezag van de Karolingische koningen en later van hun opvolgers, de keizers van het Heilige Roomse Rijk, op afstand te houden. In de praktijk waren ze vrij. Ze hadden geen landsheer - een graaf - boven zich die hen rechtstreeks bestuurde. Ze bestuurden zichzelf door middel van een jaarlijks roulerend ambt van schout, later grietman geheten, bijgestaan door een college van hulprechters. 

De Friese kuststrook liep oorspronkelijk van het Zwin tussen Vlaanderen en Zeeland tot aan de Weser in Duitsland. In de bloeitijd echter van de zogenaamde Friese Vrijheid (Friese autonomie) bestreek het de huidige provincies Friesland en Groningen en Ostfriesland in Duitsland. Deze gebieden bestonden uit een aaneenschakeling van kleinere autonome gebieden, die soms onderling overlegden. Voor de huidige provincie Friesland waren dat de onderdelen Oostergo en Westergo, die zich later opsplitsten in kleinere districten. 

In al deze gebieden werd het recht en het bestuur geregeld op zogenaamde dingvergaderingen. Het Germaanse woord thing betekent een vergadering van de vrije mannen van een gebied op een gezette tijd. In sommige Scandinavische landen is het woord niet verouderd, maar wordt het nu gebruikt om het parlement aan te duiden, zoals het Deense Folketing, dat dus letterlijk ‘volksding(vergadering)’ betekent. 

De vrije mannen (boeren met eigen land) en de edellieden werden samen Vrije Friezen genoemd. Zij hadden het recht en de plicht om op de dingvergadering te verschijnen en daar een zaak in te brengen. Er was niet of nauwelijks een centrale overheid die actief achter misdaden aanging, dus welke zaken er werden behandeld voor het gerecht was geheel afhankelijk van wat er werd ingebracht door de Vrije Friezen. 

De Friese Vrijheid bracht de Friezen naast autonomie veel welvaart: de grond was vruchtbaar, er werd gehandeld over de Noordzee en de Friezen hoefden hun welvaart niet af te romen om de schatkist van een landsheer te vullen. Nog tot in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was Friesland zeer welvarend: in die laatste periode het rijkste gewest na Holland. Dat veranderde snel met de eenwording van Nederland en de vorming van het koninkrijk: in die periode werd Friesland een marginaal gewest. 

Vrijheid anno 2021

Met deze achtergrondkennis kunnen we kijken naar wat vrijheid tegenwoordig is en betekent. De meeste landen hebben de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ondertekend, wat betekent dat iedereen in beginsel vrij geboren wordt en in vrijheid zou mogen leven. 

Maar hoe vrij zijn we werkelijk? Laten we beginnen met positieve vrijheid. Zijn we in staat om onze eigen mogelijkheden en vrije wil tot uitdrukking te laten komen en vrij te zijn van interne beperkingen? Zijn we werkelijk al vrij in onze gedachten en expressie?

Negatieve vrijheid lijkt een voorwaarde voor positieve vrijheid. Pas als we in ons dagelijkse leven geen externe dwang ondervinden kunnen we onze positieve of innerlijke vrijheid ontplooien. Een andere, minder aangename weg is door middel van een crisis: als onze vrijheid zodanig onder druk komt te staan dat we beseffen dat we geen andere keuze hebben dan de vrijheid te pakken. Dit zijn fundamentele vragen, die actueler zijn dan ooit.