De terugkeer van de coöperatie

De terugkeer van de coöperatie

De coöperatie is terug van weggeweest. In rap tempo wordt deze organisatievorm herontdekt en heruitgevonden. Uit diverse voorbeelden blijken coöperaties een goed werkbare remedie te kunnen zijn tegen globalisering, schaalvergroting en het wegvloeien van winst uit de regio. De coöperatie biedt tevens een kans om weer een echte democratie terug te brengen, waarin mensen zelf het roer in handen kunnen nemen en zeggenschap en verantwoordelijkheid krijgen over hun directe omgeving. In dit artikel geven wij eerst een kort overzicht van de opkomst en neergang van de zuivelcoöperaties in Fryslân. Daarna laten we zien hoe in de periode van die neergang elders in Europa er juist hele krachtige voorbeelden van succesvolle coöperaties opkwamen. Deze kunnen als inspiratie dienen om de coöperatie ook in Fryslân weer te doen herleven, ditmaal in de best mogelijke vorm.

De Friese zuivelcoöperaties

Vroeger was een Friese boerderij een bedrijfseenheid op zichzelf. Kaas en boter werden op de boerderij zelf geproduceerd. Producten werden rechtstreeks van de boerderij aan de lokale handelaar verkocht, nagenoeg kant en klaar.

Eind negentiende eeuw bereikte de Friese landbouwsector een cruciaal omslagpunt. Door nieuwe ontwikkelingen, zoals snellere transportmogelijkheden en de opkomst van industrialisatie, nam de concurrentie uit andere landen toe. Voor Fryslân resulteerde dit in een diepe landbouwcrisis. Boeren moesten goedkoper produceren of gingen failliet. Een belangrijke efficiëntieslag was het verplaatsen van intensieve kaas- en boterbereiding vanaf de boerderij naar zuivelfabrieken.

Om een fabriek te bouwen is veel geld nodig. Het is daarom niet verwonderlijk dat de eerste zuivelfabrieken werden gesticht door vermogende particulieren. Al vrij snel merkte een deel van de boeren dat dit niet altijd in hun voordeel was. Zij zochten hun toevlucht in lokale coöperaties. Zo stonden zij samen sterk om lokale monopolievorming van grote fabrikanten en handelaren tegen te gaan. In 1910 telde Fryslân 125 zuivelfabrieken, waarvan 86 coöperaties waren.

Samenwerken binnen een boerencoöperatie bleek succesvol. Naast plaatselijke coöperatieve zuivelfabrieken ontstonden ook coöperatieve aankoopverenigingen voor landbouwproducten en bedrijfsmaterialen. Om aan kapitaal te komen werden coöperatieve boerenleenbanken opgericht. In de jaren ’50 telde Fryslân ongeveer honderd plaatselijke boerenleenbanken en tien aankoopverenigingen.  

Aangezien afstemming tussen al deze fabriekjes, bankjes en verenigingetjes wel effectief bleek, stonden zij met elkaar in contact via provinciale coöperatieve koepelorganisaties, waarvan de Coöperatieve Zuivelbank wellicht de bekendste is. Dit bovenlokale schaalniveau was ook geschikt voor meer gespecialiseerde coöperaties, zoals de Friese Coöperatieve Zuivel Export Vereniging (Frico), Friese Coöperatieve Exportslachterij (FCE), Friese Coöperatieve Handelsvereniging voor Zaaizaad en Pootgoed (ZPC), de Coöperatieve Condensfabriek Friesland (CCF) voor productie van gecondenseerde melkproducten, de Coöperatieve Stremsel- en Kleurselfabriek (CSK) dat hulpstoffen voor boter- en kaasbereiding produceerde. 

Vergeleken met andere provincies waren boerencoöperaties in Fryslân veel sterker ontwikkeld. Nergens waren zoveel coöperatieve boerenleenbanken en zuivelfabrieken te vinden als hier. De CCF was zelfs de grootste condensfabriek van Europa. Door de kracht van lokale samenwerking in een coöperatie, kon de Friese landbouwsector transformeren naar een modern succes.

Schaalvergroting, globalisering en het einde van de Friese coöperaties

In de loop van de twintigste eeuw verdween het coöperatie-element naar de achtergrond. Tekenend is bijvoorbeeld de Coöperatieve Zuivelbank, die in 1970 haar naam veranderde in Friesland Bank en in 1995 haar bedrijfsvorm verwisselde voor een vennootschap met aandeelhouders.

De coöperatiegedachte kwam vanaf de jaren 1960 onder druk te staan door schaalvergroting, intensivering van productie en globalisering. Er volgde fusie op fusie van de kleinere coöperaties. De nevenschade was dat er een complete infrastructuur verdween. Regionale organisaties zoals de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland (Friese Zuivelbond) werden overbodig. 

In 1997 ontstond uiteindelijk Friesland Foods uit een fusie van de vier overgebleven grote Friese zuivelcoöperaties. Vervolgens fuseerden in 2008 de twee giganten Friesland Foods en Campina tot FrieslandCampina. Hoewel in de basis nog steeds een coöperatie is dit tegelijk een multinational die opereert met boeren uit Duitsland, Nederland en België en over de hele wereld producten afzet. De zeggenschap van de individuele boeren is tot een minimum gereduceerd. En ondertussen zijn de boeren door deze nog aanhoudende roep om schaalvergroting en intensivering opgejaagd tot het aangaan van levensgrote schulden bij de banken. Dat geeft de banken een grote macht over de boeren. 

Ondertussen in Andalusië

Terwijl in Fryslân de coöperatie de gang had ingezet naar schaalvergroting, intensivering en globalisering, begon in de jaren ’70 in het Spaanse dorpje Marinaleda juist een revolutie. Het eindresultaat was een dorp van ongeveer 2700 inwoners dat zichzelf coöperatief heeft georganiseerd, waar voor iedereen werk is en waar iedereen meebeslist over de zaken die het dorp aangaan. 

De weg was lang. Een spilfiguur was en is de burgemeester, Sánchez Gordillo, die in 1979 voor het eerst tot burgemeester werd verkozen en sindsdien telkens herkozen is. In 1991 slaagde de gemeenschap via een lange staking er eindelijk in de grond uit de eigendom van een lokale hertog te kunnen ontworstelen en konden ze deze gaan bebouwen. Met arbeidsintensieve gewassen, want het creëren van werkgelegenheid was belangrijker dan ‘efficiency’. 

De strijd om de onafhankelijkheid verliep via protestacties en stakingen. Nog in 2012, in het dieptepunt van de financiële crisis die in 2008 was ontstaan, werden er op instigatie van de burgemeester Gordillo een aantal supermarkten geplunderd. Hierbij werden alleen basisbenodigdheden zoals rijst en olijfolie meegenomen, die vervolgens werden overgedragen aan voedselbanken.

Spanje is een land van veel schulden en veel werkloosheid.  De bestaande hypotheekconstructies zijn voor burgers zeer nadelig. Bij achterstallige betalingen kunnen ze uit hun huis worden gezet maar zijn nog wel de hypotheeklasten verschuldigd aan de bank. Madrilena steekt daar door zijn coöperatie al decennialang zeer positief tegen af: de werkloosheid is gering, mensen worden in staat gesteld voor weinig geld een eigen huis te bouwen, en men neemt gezamenlijk beslissingen over alle belangrijke zaken in het dorp. 

Mondragón

Baskenland is een gebied op de grens van Spanje en Frankrijk, in de Pyreneeën. Het bestaat uit zeven regio’s, vier in Spanje en drie in Frankrijk. De Basken spreken een eigen taal, een van de weinige niet-Indo-Europese talen in Europa. En ze willen onafhankelijk zijn. Een deel van het grotere Baskenland is tegenwoordig autonoom: dit staat bekend als de Autonome Gemeenschap Baskenland. 

Mondragón ligt binnen de driehoek Bilbao, San Sebastian en Pamplona, in het autonome Baskische gebied. In 1943 stichtte de priester José Maria Arizmendiarietta (1915-1976) er een school, waarin hij de kinderen van de lokale arbeiders het coöperatieve gedachtengoed bijbracht. Een van zijn uitspraken was: ‘Het is een teken van vitaliteit om niet stil te blijven staan, maar om herboren te worden en je aan te kunnen passen aan de nieuwe omstandigheden.’

In 1956 stichtten vijf voormalige leerlingen van de school de eerste coöperatieve fabriek voor huishoudelijke apparaten, genaamd ULGOR, naar de initialen van de vijf oprichters. In 1959 werd de naam omgedoopt in FAGOR. Deze onderneming legde de basis voor een ecosysteem van coöperaties.

Een belangrijk onderdeel van het geheel is de in 1959 opgerichte coöperatieve bank, de 'Caja Laboral Popular'. Deze bank maakt het mogelijk financiële klappen op te vangen en te bufferen in tijden dat het minder gaat met een of meerdere van de aangesloten coöperaties. 

In 1991 werd Mondragón Cooperative Corporation opgericht als koepel voor al deze coöperaties. De omzet van de ongeveer 250 bedrijven bedroeg in 2017 bijna twaalf miljard euro. De onderdelen bestaan naast industrie en de genoemde bank ook uit verzekeringen, en een universiteit en scholen. De universiteit wordt wel de R&D (Research and Development) van de coöperatie genoemd. Dit is een voorbeeld van hoe de verschillende onderdelen elkaar stimuleren en bevruchten. 

Wat betekent dit nu voor de individuele werknemers van de coöperaties? Als mede-eigenaren hebben zij zeggenschap over het reilen en zeilen van hun bedrijf. Ze kunnen zich voor een bepaald bedrag op afbetaling inkopen in hun coöperatie (in 2012 was dat 15.000 euro). Bij hun pensionering krijgen ze die inleg terug. 

De coöperatiegedachte wordt al op de basisschool onderwezen. En in het vervolgonderwijs. De inwoners van Mondragón zijn zich hierdoor erg bewust van hoe hun systeem werkt en hoe het afwijkt van het internationale kapitalisme. In een uitzending van VPRO Tegenlicht uit 2012 vertelt een werknemer: ‘Het kapitaal kent geen vaderland, geen grenzen. Wij hebben wel een vaderland. Wij zijn hier geboren en willen hier leven en sterven.’

Coöperatie 4.0

De succesvolle voorbeelden uit Spanje, en dan met name dat van Mondragón, laten zien dat de coöperatie als organisatievorm geenszins een stoffig en verouderd concept is, zoals wellicht gedacht kan worden vanuit de ervaring hier in Fryslân. Integendeel lijkt de coöperatie een uitstekend middel om de doorgeschoten schaalvergroting, globalisering en kapitalisme het hoofd te bieden, door productie terug te brengen naar de regio en tegelijkertijd de deelnemers mede-eigenaar te maken van de organisatie. Hiermee brengen we de menselijke maat en de welvaart terug in de regio.