De laatste periode van autonoom Fryslân (1581-1798)

De laatste periode van autonoom Fryslân (1581-1798)

Fryslân heeft een lange geschiedenis van vrijheid en autonomie. Daar willen wij in de nieuwsbrief in een aantal artikelen aandacht aan besteden. Dit is het eerste artikel in deze reeks.

Autonoom Fryslân in de Republiek

Rond 1500 vestigde zich in Fryslân voor het eerst een vorm van sterk centraal regionaal gezag. Niet lang daarna werd het gebied bij De Nederlanden gevoegd. Eerst als provincie van de Habsburgse Nederlanden (1524-1581) waarbij stapgsgewijs werd toegewerkt naar verdere centralisatie. Als tegenreactie hierop ontstond De Opstand. Hierdoor werd Fryslân deel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1581-1798). De macht kwam toen weer terug bij Fryslân.

Fryslân kende in de tijd van de Republiek een vrij grote mate van autonomie. Het had zijn eigen wetten, regels en geldsysteem. Alleen op het gebied van oorlogsvoering en buitenlandse politiek besliste het bovenregionale overlegorgaan: de Staten Generaal in Den Haag. Over alle andere zaken gingen de Staten van Friesland die in Leeuwarden bijeen kwamen.

Fries kiesrecht

Van democratie had toen nog niemand gehoord. Toch had Fryslân een vorm van kiesrecht voor boeren en burgers. In de dorpen berustte het stemrecht bij boerderijeigenaren. Zij kozen de plaatselijke schoolmeester, dorpsrechter, dominee, belastingontvanger en een dorpsvolmacht. Op hun beurt kozen alle dorpsvolmachten binnen de gemeente hun burgemeester, wethouders, gemeentesecretaris en een gemeentevolmacht. 

Fryslân telde in die tijd 30 plattelandsgementen. Omdat het onpraktisch is om met zoveel gemeentevolmachten te besturen, was er nog een territoriale laag ingebouwd, die van de zogeheten kwartieren. Westergo telde negen gemeenten, Oostergo elf en Zevenwolden tien. De gemeentevolmachten kozen in totaal per kwartier twee afgevaardigden. 

Naast de drie plattelandskwartieren bestond het vierde kwartier van Fryslân uit de 11 steden tezamen. Zij hadden ieder hun eigen vorm van stadsbestuur, geleid door welgestelde burgers. Op provinciaal niveau kozen alle 11 steden tezamen drie afgevaardigden. Zodoende zaten namens alle vier kwartieren in totaal negen afgevaardigden in de Staten van Friesland, die het dagelijkse provinciebestuur aanstelden.

Een steeds corrupter systeem

Dit systeem functioneerde zo goed en zo kwaad het kon. Gaandeweg de zeventiende eeuw werd de burgemeesterselite bijzonder machtig. Zij kochten steeds meer boerderijen op (en daarmee stemrecht). Er vormde zich een kartel, waarbij een kleine groep families de absolute meerderheid had. Zij dirigeerden de verkiezingen op het platteland, zodat de burgemeesters meestal zichzelf en hun vertrouwelingen naar de Staten konden laten afvaardigen. Het werd steeds gebruikelijk dat een burgemeester werd opgevolgd door een familielid. Andere baantjes werden ongestoord aan elkaar verkocht of toegespeeld. Allemaal vooraf bekonkeld in achterkamertjes.

Uiteindelijk was de invloed van boeren en burgers in de achttiende eeuw gereduceerd tot praktisch nul. De macht bleef in handen van een vaste groep van machthebbers. Herhaaldelijk werden politieke pogingen gedaan om het systeem te hervormen. Maar het kartel had zelf geen belang bij het inperken van die macht. 

Verschil tussen rijk en arm groeit

Fryslân was in de tijd van de Republiek een van de welvarendste provincies. Gedurende de zeventiende eeuw waren de sociale tegenstelling relatief klein. Tijdens de achttiende eeuw leefde de elite in toenemende luxe. Vergaarde rijkdommen groeiden langzaam aan tot familiekapitaal. De top gedroeg zich steeds meer verheven en verwerd tot een gesloten klasse, die ook langzaam kleiner werd. Tegelijkertijd dunde de middenstand uit en groeide de groep armen. Beetje bij beetje groeide het verschil tussen rijk en arm. In de economisch slechtste tijden verhardden deze sociale tegenstellingen, wat soms tijdelijk een voedingsbodem deed ontstaan om mogelijk bestuurlijke veranderingen te kunnen afdwingen. Bijvoorbeeld in 1748.

Kans op verbetering

In 1748 leek er een ommekeer te komen. Voor de eerste maal kwam het tot een volksoproer. Het waren economisch slechte tijden. Het oproer richtte zich tegen de veel te hoge belastingen en de corruptie aan de top. Vooral huisjes van belastingophalers moesten het ontgelden. De beweging golfde van het ene naar het andere dorp en kreeg steun door brede lagen van de bevolking. Van arbeiders tot boeren en dominees. 

De regering in Leeuwarden schrok en was bereid concessies te doen. Namens 300 volmachten van het Friese volk werden 72 punten van verbetering voorgesteld. De stadhouder, die fungeerde als soort constitutioneel staatshoofd, werd ermee belast en kreeg ook blijvende extra bevoegdheden. Het volk vertrouwde de stadhouder. Echter, de stadhouder was ongelukkig met de situatie en probeerde zowel het volk als het kartel te vriend te houden. Er trad vrijwel geen verbetering op en de teleurstelling was groot. Beloftes voor een eerlijker systeem werden teruggedraaid. Voortaan beschouwden velen de stadhouder als deel van de kliek.

Nieuwe ideeën over gelijkheid en vrijheid

Op 4 juli 1776 verklaarden de Verenigde Staten van Amerika zich onafhankelijk van het Engelse Koninkrijk. De eerste zinnen uit de daartoe uitgeschreven Declaration of Independence zijn wereldberoemd: 

“We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty, and the pursuit of Happiness. 

- That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the consent of the governed. 

- That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends, it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government …”

Dit waren baanbrekende nieuwe ideeen. Het had wereldwijd enorme invloed. Uiteindelijk was de Declaration of Independence niet alleen het begin van de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten, maar zette tevens een traditie in van mensenrechten, die uiteindelijk zou leiden tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948.

Begin patriotse aanhang in Fryslân

Ook veel Friezen raakten geinspireerd door de vernieuwende ideeen in Amerika. Sterker nog, na Frankrijk waren de Staten van Friesland in 1782 de tweede buitenlandse macht die Amerika erkenden als nieuwe politieke eenheid. Dit ging niet stilletjes aan de bevolking van Fryslân voorbij. In Franeker, aan de universiteit, werd bijvoorbeeld een enorm vuurwerk afgestoken en feest gevierd.

Rond diezelfde tijd verspreidde de Overijsselse edelman Joan Derk van de Capellen tot den Pol het pamflet “Aan het volk van Nederland”. Dit wordt gezien als het begin van de zogenaamde patriottentijd, waarin deze groep meer politieke inspraak eiste. In Fryslân kregen de patriotse ideeën steeds meer aanhang onder de hogere middenstand en grote boeren, die zich voelden uitgesloten van bestuurlijke invloed. Aanvankelijk kwamen ze met milde eisen: geen nieuw staatsbestel, slechts iets meer invloed voor het volk en afschaffing van corruptiepraktijken.

Na verlies van de Vierde Engelse Oorlog in 1784, die vooral de stadhouder zwaar werd aangerekend, steeg de spanning verder. De regering en de elite lieten steeds duidelijker merken geen bestuurshervomring te willen. De Staten probeerden de boel de kop in te drukken met maatregelen. Ze wilden hun macht behouden. 

Roep om democratie

De man die in Friesland de patriottenbeweging leidde was Coert Lambertus van Beyma. Hij riep onder andere op tot burgerbewapening: zogenaamde volksmilities of vrijkorpsen. In 1787 deed Van Beyma een staatsgreep in Franeker. Het sloeg enigszins aan bij een deel van de bevolking, maar na vier weken kwam er een einde aan. Het gezag kreeg buitenlandse hulp. Tientallen patriottische kopstukken vluchtten uit Fryslân naar Frankrijk. Het machtssysteem was tijdelijk hersteld, maar daarmee was de onrust niet voorbij. 

In 1789 brak in Frankrijk de Franse revolutie uit. De koning werd afgezet, de adel ontdaan van haar privileges en de slogan ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ verspreidde zich over heel Europa. In navolging van de Amerikaanse Declaration of Independence brachten de Franse revolutionairen een “Verklaring van de rechten van de mens en de burger” (Déclaration des droits de l’homme et du citoyen). Ook hiervan zijn de eerste vier artikelen de moeite van het citeren waard:

 

  1. De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.
  2. Het doel van iedere politieke vereniging is het behoud van de natuurlijke en onvervreemdbare rechten van de mens; deze rechten zijn de vrijheid, het bezit, de veiligheid en het verzet tegen onderdrukking.
  3. De oorsprong van iedere soevereiniteit ligt wezenlijk bij het volk. Geen instantie, geen individu kan gezag uitoefenen dat daar niet uitdrukkelijk uit voortkomt.
  4. De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens alleen deze grenzen die aan de andere leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen alleen bij wet vastgelegd worden. [Wikipedia]

 

Mokerslag voor het oude systeem

Het moge duidelijk zijn dat er in deze periode gigantische verschuivingen plaatsvonden. Het kartel kon het oude systeem uiteindelijk niet meer handhaven. Vanuit Frankrijk kwam de mokerslag voor het oude machtsevenwicht. In januari 1795 vielen Franse legers de Republiek binnen. Er was amper weerstand. In Fryslân verliep het zelfs zonder bloedvergieten. De stadhouder en zijn gevolg vluchtten naar Engeland. 

Binnen twee maanden waren alle poppetjes in de top vervangen door gematigde patriotten. Al snel speelde de vraag of dit ver genoeg ging. Mogelijk was het beter voor Fryslân om deel uit te maken van een sterke, grotere eenheidsstaat. Net als in Frankrijk, het moederland van de revolutie. De unitaristen waren voor, terwijl de federalisten voor een blijvende onafhankelijkheid van Fryslân als regio waren.

Op vrijdag 13 november 1795 werd in Leeuwarden een zeer belangrijk referendum gehouden. De vraag die aan de bevolking werd voorgelegd was of zij al dan niet wilden aansluiten bij het centraal gezag in Den Haag. In de steden waren de unitaristen in de meerderheid, terwijl het platteland overwegend federalisten telde. De voorzitter van het tijdelijk provinciaal bestuur concludeerde triomfantelijk: ‘Ik concludeer uit naam van het Vrije Vriesche Volk, ons Wettig Soeverein dat er geene Nationale Vergadering volgens het Haagse plan ingerigt zal worden.’

Het einde van autonoom Fryslân

Fryslân leek dus autonoom te kunnen blijven. Totdat in januari 1796 Leeuwarder radicalen een coup pleegden. Een nieuw Fries bestuur sloot zich aan bij het centrale gezag in Den Haag. De federalisten waren belist niet van plan zich hierbij neer te leggen. Coups en tegencoups volgden elkaar in hoog tempo op. De bevolking roerde zich amper: binnen Fryslân alleen middels het beroemd geworden Kollumer Oproer, dat slechts twee dagen duurde.

Uiteindelijk werd in 1798 met militaire steun van de Fransen een eenheidsstaat vanuit Den Haag afgedwongen. De Bataafse Republiek was een zusterstaat van de Franse Republiek, die na de Franse Revolutie van 1789 tot stand was gekomen. De Bataafse Republiek was centralistisch, werd bestuurd vanuit Den Haag, met een eigen grondwet, de ‘Staatsregeling voor het Bataafsche Volk’, en een centraal parlement. Het autonome Fryslân hield daarmee op te bestaan, evenals de oude republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na het vertrek van de Fransen bepaalden de grote Europese naties in 1815 dat Nederland een koninkrijk moest worden. Ook daarin zou Fryslân blijven functioneren als een aan Den Haag ondergeschikte provincie. Fryslân zou een van de langste periodes van onvrijheid in haar hele bestaan ingaan.