Het einde van de wereld of het einde van het kapitalisme?

Het einde van de wereld of het einde van het kapitalisme?

(Door Leslie Sklair) ‘Het is gemakkelijker om je het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van kapitalisme’, wordt wel gezegd… Een diepe waarheid over het tijdperk van kapitalistische mondialisering. Er is veel meer geschreven over de donkere kanten van het kapitalisme dan over hoe een niet-kapitalistische wereld eruit zou kunnen zien, zeker in de context van de zogenaamde socialismen en communismen uit het recente verleden. Om dit te overstijgen, moeten we opnieuw beginnen. Mijn betoog is dat de verwachtingen voor progressieve verandering het beste kunnen worden gezien als een zeer langdurig proces van het ontkennen, vermijden en uiteindelijk naar de vuilnisbak van de geschiedenis verwijzen van het mondiale kapitalisme, de sociaaldemocratie en de staatsvormen die ze hebben gecreëerd.

Waarom zal kapitalistische mondialisering er zeker niet in slagen welvaart, geluk en vrede te brengen voor de hele mensheid? De twee fatale tekortkomingen van het kapitalisme zijn de crises van klassenpolarisatie (de rijken worden rijker, er is steevast een groep allerarmsten en de middenklasse wordt steeds onzekerder) en van ecologische onhoudbaarheid (een onvermijdelijk gevolg van zowel kapitalistische als socialistische groeidogma's). Deze crises kunnen direct worden toegeschreven aan de transnationale kapitalistische klasse (bestaande uit zakelijke, politieke, professionele en consumentgerichte fracties) en haar dominante waardesysteem, de cultuurideologie van het consumentisme.

Laat ik simpelweg wijzen op de belangrijkste elementen van een progressieve niet-kapitalistische transitie. Het eerste is de maat. Enorme transnationale ondernemingen en bedrijfsstaten, bediend door enorme professionele en organisaties voor consumptiegoederen en -diensten, domineren overal het leven van mensen. Het lijkt dus voor de hand te liggen dat kleinschalige structuren beter zouden kunnen werken en mensen beter in staat zouden kunnen stellen een bevredigender leven te leiden. Dit is niet een droombeeld van geïsoleerde, lokale cellen; mijn visie op een alternatieve, radicale, voortschrijdende mondialisering voorziet in netwerken van kleine producenten-consumentencoöperaties (PCC's) die op verschillende niveaus samenwerken. In de eerste plaats om een behoorlijke levensstandaard voor iedereen op de planeet te waarborgen.

Hoe kunnen PCC's worden georganiseerd om het emancipatoir potentieel van mondialisering te benutten in een niet-kapitalistische wereld? Het eenvoudige en bemoedigende antwoord is dat ze zouden werken, althans in de vroege stadia van transformatie, net zoals miljoenen kleinschalige coöperatieve groepen momenteel al werken in enclaves over de hele wereld. 

De andere essays in dit symposium documenteren inspirerende verhalen over progressief activisme en bewustwording, maar het is niet verwonderlijk dat ze allemaal problematisch zijn. Sharryn Kasmir laat zien dat Mondragon – ooit de grootste hoop van de coöperatieve beweging – onvermijdelijk gecompromitteerd lijkt binnen het kader van een mondiaal kapitalistisch systeem. In haar casestudy van de Uralungal Labour Contract Cooperative Society in Kerala onthult Michelle Williams de noodzakelijke voorwaarden voor echte controle door werknemers, maar haar conclusies suggereren dat de toekomst ervan niet zeker is. In het interview met Paul Singer biedt de evolutie van de Solidariteitseconomie in Brazilië bemoedigende resultaten om mensen uit de armoede te halen, maar het blijft een enorme opgave en het is onduidelijk hoe de samenleving als geheel kan worden veranderd. Julián Rebóns analyse van door arbeiders gerunde fabrieken in Argentinië roept vragen op over waarom een kapitalistische staat het hen gemakkelijk zou maken om te gedijen of zelfs te overleven. Zo ook het onderzoek van Theodoros Rakopoulos' naar anti-tussenhandelmarkten in Griekenland, waar linkse kaping van de staat door de politieke partij Syriza de beweging eerder lijkt te remmen dan te ondersteunen.

Geen van deze initiatieven wijst op een uitweg uit kapitalistische uitbuiting of ecologische onhoudbaarheid, en geen van hen problematiseert echt de rol van de staat – of het nu links, rechts of centristisch is – noch hoe deze initiatieven werken met de kapitalistische consumentenmarkt. Ik concludeer dat alle staten uiteindelijk hiërarchisch zijn en dat we alleen in kleinschalige gemeenschappen zoals PCC's, lokaal of wereldwijd verbonden via het internet, dit onvermijdelijke hellend vlak kunnen vermijden.

In zijn Prison Notebooks zei Gramsci dat in tijden van crisis het oude sterft en het nieuwe nog niet geboren is. Terwijl Gramsci de aandacht vestigde op de ziekelijke symptomen van een dergelijke situatie (in 1930), is onze crisis anders. Ik wil de aandacht vestigen op meer hoopvolle symptomen (die wachten om geboren te worden) van onze huidige crisis van kapitalistische hegemonie.

De levensvatbaarheid van initiatieven die proberen concurrentie met de markt te vermijden en te ontsnappen aan de hiërarchische staat, berust op vele ongeteste aannames. De eerste veronderstelling is dat degenen die essentiële dagelijkse taken uitvoeren, hun werk zouden blijven doen in een PCC (Participatory Community Cooperative) in plaats van bij grote bedrijven en hun lokale dochterondernemingen. Dit betreft talloze mensen die momenteel werkzaam zijn in particuliere of publieke sectoren, direct of indirect, om PCC's op te richten in hun lokale gemeenschappen, waar voedsel wordt geproduceerd, transport wordt georganiseerd, leermogelijkheden en vaardigheidsoverdracht worden verzorgd, gezondheidszorg wordt verstrekt, energiesystemen worden beheerd, enzovoort. PCC's doen dit al op kleine schaal over de hele wereld, maar dergelijke initiatieven hebben het moeilijk binnen kapitalistische markten. Gemeenschapsondersteunende initiatieven op het gebied van landbouw in verschillende delen van de wereld vertegenwoordigen een eerste stap op een lange en moeilijke weg naar zelfvoorziening in deze sfeer.

Neoliberale ideologen beweren dat er geen alternatief is voor kapitalistische globalisering. Als we hun weigeren te geloven en beginnen met het creëren van alternatieven en deze alternatieven bewijzen zichzelf op hun eigen voorwaarden, dan kan de logica van de markt worden weerlegd, ondermijnd of simpelweg genegeerd. Terwijl ik dit schrijf, zie ik de lach op de gezichten van degenen die dit wel zouden willen geloven, maar het ongeloofwaardig vinden. Honderd jaar geleden werden ideeën over succesvol transplanteren van menselijke organen, live gebeurtenissen van overal ter wereld volgen, lopen op de maan, intercontinentaal reizen binnen paar uren en instant communicatie als ongeloofwaardig weggezet. Zoals de oproep van het Wereld Sociaal Forum luidt: “Een andere wereld is mogelijk.”

Met zeer weinig uitzonderingen is de sociologie zwijgzaam over dergelijke zaken; zelfs de overweging om ze aan te kaarten, brengt de ongemakkelijke dreiging van professionele spot met zich mee van de Weberiaanse waardevrije poortwachters. Het is niet verwonderlijk dat graduate schools en financieringsinstanties over het algemeen terughoudend zijn om onderzoek te ondersteunen langs niet-kapitalistische lijnen. De ironie is dat er natuurlijk een grote hoeveelheid onderzoek bestaat dat kritisch is over vele facetten van de kapitalistische samenleving, maar praktisch niets daarvan het kapitalisme zelf ter discussie stelt of vraagtekens plaatst bij de niet-kapitalistische samenleving; zelfs een denker zo vooruitstrevend als E.O. Wright komt min of meer tot deze conclusie in zijn veelgeprezen werk Envisioning Real Utopias.

Maar de tijd is rijp voor een nieuwe radicale progressieve sociologie om deze uitdaging van theorie en onderzoek over de niet-kapitalistische samenleving aan te gaan. Dit zou inhouden dat het dogma van de steeds toenemende groei, de steunpilaar van de kapitalistische globalisering, de sociaal-democratie en het orthodoxe marxisme, ter discussie wordt gesteld. Dit wordt al besproken via het idee van gemeenschappelijk gedragen ontgroeien (degrowth). Het zou zeker betekenen dat de rijken minder rijk zouden worden en de armen rijker zouden worden in materiële bezittingen, hoewel iedereen zou profiteren van niet-materiële rijkdommen. De cultuur-ideologie van het consumentisme zou worden vervangen door een cultuur-ideologie van mensenrechten en verantwoordelijkheden, waarvan de belangrijkste een serieuze inzet is voor een fatsoenlijke, duurzame levensstandaard voor iedereen.

Alleen door de markt te negeren kunnen we ontsnappen aan de onvermijdelijke catastrofale gevolgen van de kapitalistische globalisering. Toegegeven, dit klinkt totaal onrealistisch, maar alleen als we de achilleshiel van het wereldwijde consumptiekapitalisme niet erkennen. Het is namelijk gebaseerd op soevereiniteit van consumenten en consumenten kunnen niet worden gedwongen om junkfood en -drank en junkcultuur te consumeren. De macht van kapitalistische marketing en reclame en het ideologische staatsapparaat is formidabel, maar als ouders er volledig bewust van kunnen worden gemaakt hoe de markt hen en hun kinderen schaadt, is er nog hoop voor de planeet en iedereen die erop leeft. Hoe moeilijk het ook is om ons het einde van het kapitalisme, het einde van de hiërarchische staat en de noodzaak tot ‘degrowth’ voor te stellen, in ieder geval geldt: hoe langer we ermee wachten, des te moeilijker het zal zijn om het tot stand te brengen.

Leslie Sklair, London School of Economics (oorspronkelijk gepubliceerd in 2016, vertaald met toestemming van de auteur)