Technologie voor een nieuwe tijd

Technologie voor een nieuwe tijd

Eind jaren ’90 deed Internet zijn intrede in ons leven. Sindsdien heeft het ons veel gebracht op gebied van communicatie, informatie en gemak. Inmiddels wordt deze begintijd Web 1.0 genoemd. Web 2.0 is grotendeels ontstaan door de opmars van smartphones en snelle internetverbindingen. Nu staan we aan de vooravond van weer een grote verandering in technologie: Web 3.0.

Web 1.0: statische pagina’s en e-mail

Eind jaren ’90 kwam er wat nieuws: ‘Internet’. Simpele browsers konden statische webpagina’s bekijken. E-mail deed ook zijn intrede en via chatprogramma’s konden we praten met mensen over de hele wereld. De beloftes waren groot. Vrij verkeer van informatie zou het voor iedereen beter maken.

Web 2.0: gedreven door smartphones

In 2007 werd de eerste smartphone – de iPhone – op de markt gebracht. Deze gebeurtenis heeft het Web 2.0 tijdperk ingeluid: ineens konden we overal met een klein apparaatje communiceren en kwamen er steeds meer apps en websites die velerlei diensten aanboden. 

Inmiddels zijn we een groot deel van de uren die wij wakker doorbrengen verbonden en maken we gebruik van een veelvoud aan diensten. Internet en verbinding zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven.

De keerzijde van het verhaal

Zoals alles heeft deze ontwikkeling een keerzijde. In de huidige internetarchitectuur wordt gebruik gemaakt van centrale servers, die de informatie die gebruikers voortbrengen, bewaren en beheren. Deze servers zijn bijna altijd in handen van private partijen die met deze data goud in handen hebben. Want zelfs al ben je zelf eigenaar of beheer je je eigen data; jouw informatie ligt tevens bij een vaak commerciële partij, die hiermee heel veel inzage in jouw leven krijgt.

De kleine lettertjes: wie leest ze

We weten meestal wel dat er data verzameld wordt. Maar we weten vaak niet wat er precies staat in die lastig te lezen algemene voorwaarden waarmee we akkoord moeten gaan als we een app installeren. Meestal klikken we snel op ‘akkoord’ om de software op onze computer of telefoon te krijgen. En dat is niet zo gek: de gemiddelde Amerikaan – voor Europa zal het ongeveer hetzelfde zijn – moet zo’n 250 uren per jaar besteden om alle voorwaarden te lezen van de online digitale diensten die hij gebruikt.

Jij bent het product

De apps die we gebruiken en die we toestemming geven om onze data te verzamelen zijn onderdeel van een miljardenindustrie. Marketeers zijn blij met onze vrijgevigheid. Ze kunnen gerichte campagnes organiseren en daarmee kosten besparen.

Besparen op kosten is niet de enige reden om data te verzamelen en te analyseren. Ook doorverkoop kan een lucratieve business zijn. Zo zijn er bedrijven waar je DNA-tests kunt laten doen. Dat bedrijf kan besluiten om deze data niet alleen te delen met een lab dat je genen in kaart brengt, maar ook met bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven, die flink willen betalen voor dergelijke informatie.

Datamakelaars

Soms wil je je gegevens delen als je er iets voor terugkrijgt, bijvoorbeeld een goede dienstverlening. Maar er zijn ook bedrijven die je helemaal niets geven en wel je data gebruiken. Ze analyseren en verkopen je informatie zonder dat je er iets voor krijgt en vaak zelfs zonder dat je er iets van weet. 

Ze verzamelen onder andere medische dossiers, browserhistorie, socialmediaconnecties en online aankopen, maar ook publieke gegevens, je bankgegevens, informatie uit activiteitentrackers en gegevens uit klantprogramma’s. Deze informatie maakt het mogelijk een ‘schaduwidentiteit’ van jou te creëren op basis waarvan bedrijven en ook overheden beslissingen kunnen nemen. Om beslissingen te nemen worden vaak algoritmes of A.I. (Artificial Intelligence) ingezet. Wat dit voor consequenties kan hebben, hebben we onlangs nog gezien in de Toeslagenaffaire.

Gegevensuitwisseling tussen grotere publieke en private partijen 

Onlangs heeft de demissionaire Nederlandse regering een nieuwe wet aangenomen: de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS). Deze wet geeft overheidsorganisaties en private partijen zeer ruime bevoegdheden om persoonsgegevens met elkaar te delen, onder andere om te profileren. Dit kan grote gevolgen hebben voor mensen die ‘op het verkeerde lijstje’ terechtkomen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) roept de Eerste Kamer daarom op dit wetsvoorstel in de huidige vorm niet aan te nemen. 

Oplossingen

Om onszelf te beschermen voor dit soort zaken zullen we zelf stappen moeten ondernemen. Op basis van Europese wetgeving ‒ de GDPR (General Data Protection Regulation) ‒ kunnen we bedrijven verzoeken openheid van zaken te geven door middel van een DSAR (Digital Subject Access Request). Daardoor moeten ze aangeven welke gegevens ze van ons hebben, wat ze er mee doen en waarom en met wie ze deze gegevens delen. Een bedrijf is verplicht ons deze informatie te geven en we kunnen deze bedrijven opdracht geven om informatie over ons te verwijderen. Dit moet in beginsel worden gehonoreerd, tenzij de gegevens volgens de wet bewaard dienen te worden. 

Onder de GDPR zijn er ook regels voor het transporteren van data over landsgrenzen. In beginsel moet ‘data sovereignty’ toegepast worden. Dit is het principe dat digitale data onderhevig is aan de wetten van het land waarin deze data is gegenereerd of voor het eerst verwerkt.

Dit soort wet- en regelgeving valt alleen maar aan te moedigen. Het biedt echter geen oplossing voor de moedwillige of onbedoelde verwerking en zelfs diefstal van onze data, bijvoorbeeld bij een hack.

Om überhaupt te voorkomen dat gegevens in systemen van machtige bedrijven terechtkomen en zo niet te hacken te laten zijn, kunnen we er ook voor kiezen andere technologie te gebruiken: hier komen Web 3.0-oplossingen om de hoek kijken.

De architectuur van de Web 2.0 toepassingen zorgt ervoor dat onze data verhandelbaar is en onze privacy onder vuur ligt. Ook zijn de servers en andere hardware die deze informatie beschikbaar stellen in handen van grote bedrijven. 

Web 3.0: democratischer 

Web 3.0 is anders: hier is onze data wel verbonden met het Internet, maar decentraal opgeslagen in eigen en gezamenlijk beheer. We dragen allemaal een steentje bij en staan in rechtstreeks contact met elkaar ‒ een veel democratischer principe. 

De ‘middle man’ kan met vakantie

Voor veel Web 3.0 toepassingen wordt het blockchain principe gebruikt. Een bekend voorbeeld hiervan is Bitcoin: met Bitcoin ben je je eigen bank en hoef je niet meer via een ‘middle man’ je geld naar een ander te sturen. De macht van deze ‘middle man’ die zich als centrale autoriteit heeft opgeworpen, wordt hiermee tenietgedaan.

Censuurvrij en minder kwetsbaar

Met Web 3.0 toepassingen kunnen we niet meer worden gecensureerd en communiceren we veilig zonder pottenkijkers. De toepassingen zijn ook robuuster, omdat er geen centrale schakels zijn die uit kunnen vallen (Single Point of Failure). Iedere computer draagt iets bij aan het netwerk. 

Niemand kan worden uitgesloten om deel te nemen omdat we geen centrale autoriteit of ‘gatekeepers’ hebben. De Big Tech bedrijven kunnen bijvoorbeeld niet meer besluiten een bericht van ons te verwijderen vanwege het schenden van ‘de’ richtlijnen of inhoud van video’s die we delen.

Ontwikkeling en gebruik staan nog in de kinderschoenen

Omdat deze toepassingen nieuw zijn, staat de ontwikkeling nog in de kinderschoenen en is de acceptatie en het gebruik onder mensen nog niet groot. Verder kan het trager en complexer zijn informatie op deze manier te verzenden. Dit zal na doorontwikkeling steeds minder een probleem zijn. Ook kan het wel eens lastig zijn standaarden in te voeren zonder een centrale autoriteit of gezamenlijk gemaakte afspraken. 

Het beest uithongeren

Meer web 3.0 technologie kan ons helpen in ons pad naar vrijheid als veel mensen leren over wat er mogelijk is én als ze de eerste stappen zetten in deze nieuwe wereld. Bijvoorbeeld door het in gebruik nemen van andere communicatiesoftware op basis van deze nieuwe principes of het aankopen van cryptomunten om zelf als bank te opereren. Op deze manier voeden we ‘het beest’ minder informatie en hongeren we het uit.